Het is onmogelijk te definiëren vanaf hoeveel zandkorrels je kunt spreken van een berg, terwijl een berg wel degelijk is opgebouwd uit zandkorrels.
Iets dergelijks is ook van toepassing op de “de participatiemaatschappij”. Hoeveel mensen, met verschillende achtergronden, moeten er participeren voordat we spreken van een participatiemaatschappij? Met hoeveel participanten is een onderneming nog een onderneming en geen charitatieve instelling?
Wilt u een tombola van regelingen of gewoon korting
Als werkgever kan ik kiezen uit een soort tombola van doelgroepen. 55+, jongeren, arbeidsgehandicapten, langdurig werkloos, het maakt allemaal niet uit. Onhandig is wel dat van mij als ondernemer een grote kennis wordt gevraagd van regelingen en subsidiestromen.
Als klant in een winkel ben ik gewend aan duidelijkheid: dat koffiezetapparaat kost € 299. Maar omdat we er graag van af willen is hij nu € 199. Heerlijk duidelijk. Het maakt ook niet uit of ik nu auto’s, koffiezetters of levensmiddelen koop. Gewoon korting, geen gedoe. Dat geldt ook voor producten met een beschadiging: gewoon korting.
Heeft een medewerker een ‘vlekje’ of is hij blijvend beschadigd?
Vreemd trouwens dat we bij mensen met een ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ niet spreken over een beschadiging, maar over een ‘vlekje’. Met een beschadiging ga je als ondernemer aan de gang: je knapt het op en je hebt er veel plezier van. Maar van de meeste vlekken kom je nooit meer af. Raar want de meeste subsidieregelingen doen anders vermoeden.
Maar we gaan er voor… de participatiemaatschappij. De overheid vindt het vreemd dat er nog steeds veel mensen niet participeren, ondanks de vele regelingen. Vandaar de Quotumwet en Social-Return in nagenoeg alle overheidsaanbestedingen. Niks participeren, gewoon gedwongen worden: u verdient geld aan ons, dat is asociaal, dus u moet Social-Return terug doen. Hoezo is ondernemend Nederland de motor van de samenleving? Economische vooruitgang genereren is blijkbaar niet sociaal. Toch betalen we daarvan AOW, WAO, SW, SFW en allerlei andere duistere afkortingen.
En dat alles voor een probleem dat niet bestaat. Aan het eind van de vorige eeuw heeft Hans de Boer (toen nog voorman van MKB Nederland) al met zijn Allochtonen-convenant bewezen dat ondernemers geen voorkeur hebben voor wit, zwart, groot, klein, blauw, man, vrouw, geel, gehandicapt of niet. Ondernemers willen domweg arbeidskrachten die iets willen bereiken. Die willen arbeidskrachten die iets willen leren, waar ze hun bedrijf mee kunnen runnen. En helaas voor alle subsidies, dat begint nu eenmaal bij houding en gedrag.
Hoe kan een werkgever voldoen aan afspraken over Social Return en Quota?
Maar helaas zijn houding en gedrag voor een overheid moeilijk te beïnvloeden en al helemaal arbitrair om daarover te oordelen. Maar geloof me, als het je eigen portemonnee betreft, wordt het een stuk gemakkelijker. Vandaar Social-Return afspraken en Quotumwet. Maar van harte zal het nooit gaan. Ondernemers worden gedwongen participanten op te nemen maar de vraag zal steeds blijven: met hoeveel participanten is een onderneming nog een onderneming en geen charitatieve instelling?
Of gaat u liever voor mensen die iets kunnen en willen bijdragen aan uw onderneming? Los van participeren, Social-Return en Quotumwet. Dan biedt het keurmerk ‘Goed Werknemer’ van MKBGW uitkomst. Dan raakt u ook niet verzeild in onoplosbare kwesties, maar kunt u gewoon weer ondernemen met gemotiveerde en toegewijde medewerkers. Het keurmerk maakt geen onderscheid op basis van kleur, ras en sekse, maar stelt vast of de persoon kan en wil functioneren in een baan.
Het begint bij de houding (wíl ik écht wel aan de slag?) en het gedrag (kan ik goed deelnemen aan een werkomgeving?)
Kunnen we die twee vragen met een volmondig ‘JA’ beantwoorden dan komt het vanzelf wel goed met de participatiemaatschappij.
Cees Jan Gieskes